Klik hier voor het originele Word document.
Mijn derde reactie op de re van v.E en M.
Aan het eind van mijn eerste reactie op de brochure van Velthuis en op de reactie van de brs. v.Egmond en Menninga op die brochure, heb ik drie vragen gesteld. Alle drie vragen hadden direct te maken met de regering der kerk in verband met de kwestie Zwijndrecht.
Mijn kernvraag was: heeft een classis ambtelijke bevoegdheid om zich te bemoeien met de regering der kerk in een gemeente zonder ambtsdragers. Wat die bemoeienis inhield heb ik in die drie vragen beschreven.
Naar aanleiding van de reactie van de brs. v.Egmond en Menninga heb ik ook enkele citaten uit hun reactie op de brochure van br. Velthuis geciteerd, waaruit ik meende te moeten opmerken: Ja, die bevoegdheid had de classis wél.
Nadat ze mij verontwaardigd verweten hadden dat ik ze die woorden met een ‘ongeoorloofd trucje’ in de mond gelegd had, heb ik ze in ruil voor hun duidelijke verklaring royaal terug genomen. Zij schreven: ‘deze broeders zijn van oordeel dat een classis geen ambtelijke bevoegdheid heeft. Tevens zijn zij van oordeel dat een classis die zich een dergelijke ambtelijke bevoegdheid aanmatigt in strijd komt met het gereformeerde kerkrecht’.
Duidelijker en gereformeerder kan het niet. Ik was daar erg blij mee.
De brs reageerden dankbaar, omdat ik mijn woorden terug nam.
Om zeker te zijn dat we elkaar goed begrepen hadden, heb ik mijn vraag aan het eind van mijn tweede reactie nog wat toegespitst op de drie vragen die ik had gesteld. Hun verklaring stemde helemaal niet overeen met de citaten in hun reactie op de brochure van br. Velthuis. Daarom vermoedde ik een addertje onder het gras.
‘Maar nu het vervolg nog’, schrijven de brs. Hun verklaring heeft dus een vervolg!
Zou dat het addertje zijn dat ik al vermoedde?
Mijn stelling bleek eerst duidelijk genoeg om hun gereformeerde verklaring af te geven.
Maar nu is niet helemaal meer helder wat er met ZIJ en HIJ bedoeld wordt. We zullen nog eens even voor de duidelijkheid de stelling weergeven. Ik had geschreven:
’Zij kan die ambtelijke bevoegdheid uitsluitend verkrijgen wanneeer de gemeente van Zwijndrecht haar daartoe roept door middel van een wettige verkiezing onder Gods voorzienig bestuur. Dan pas, en niet eerder, heeft de kerkenraad van Berkel & Rodenrijs/Bergschenhoek het overtuigend bewijs dat de roeping, om de gemeente van Zwijndrecht onder haar opzicht en tucht te stellen, van de Here komt’. .
Met ZIJ bedoelde ik de classis. Maar omdat opzicht en tucht moet worden uitgevoerd door een kerkenraad, wordt later de kerkenraad (HIJ) genoemd. De classis (ZIJ) machtigt de kerkenraad (HIJ), die opzicht en tucht uitvoert. Ik hoop dat het zo helder is.
Het blijkt nu dat met de verklaring nog niet alles gezegd is wat de broeders eigenlijk wilden zeggen. Het addertje komt te voorschijn.
Begrijpelijk, want de besluiten inzake de kwestie Zwijndrecht moeten verdedigd worden.
Met hun goede gereformeerde verklaring kan dat immers niet.
We gaan nog even terug naar de drie vragen:
1 Had de classis de ambtelijke bevoegdheid om zich te bemoeien met de regering van de kerk, met de interne problemen in de gemeente van Zwijndrecht?
2 Mocht de classis oordelen over geschikte personen voor het ambt in die gemeente in verband met de instelling van de ambten in Zwijndrecht?
3 Had de classis de ambtelijke bevoegdheid om de gemeente van Zwijndrecht ongevraagd en tegen haar uitdrukkelijke wil onder opzicht en tucht te stellen van de genabuurde kerk, naar art. 39 KO?
Gezien de verklaring die de brs hebben afgegeven moeten zij deze vragen met NEE beantwoorden, ‘want deze broeders zijn van oordeel dat een classis géén ambtelijke bevoegdheid heeft’.Ze moeten dus zoeken naar een regel waarmee het wel kan.
Het is interessant te zien hoe de brs. al redenerende tot het standpunt komen dat een classis toch wél ambtelijke bevoegdheid kan verkrijgen.
In mijn stelling schreef ik: ‘Zij kan die ambtelijke bevoegdheid uitsluitend verkrijgen….’.
Dit uitsluitend is tekort door de bocht, oordeelden zij.
Ze noemen dan het voorbeeld, dat een predikant ook bevoegdheid heeft om in een andere gemeente ambtelijk voor te gaan. Dat is juist. Maar een predikant is geroepen door de gemeente waaraan hij verbonden is. (Art. 5 KO). Hij heeft ook bevoegdheid om in andere gemeenten te preken, wanneer zo’n gemeente hem daartoe roept. (Art. 10 KO).
Zijn ambtelijke bevoegdheid buiten eigen gemeente is tot de verkondiging van Gods Woord beperkt. De bevoegdheid van de regering van de kerk omvat opzicht en tucht, en daartoe is hij buiten eigen gemeente niet bevoegd.
Dat hebben we trouwens ook heel duidelijk afgesproken en vastgelegd in de KO.
Daarom moet hij ook examen afleggen voor de classis, en is de instemming van de deputaten van de PS nodig.
Die ambtelijke bevoegdheid is niet te vergelijken met de bevoegdheid in art. 38 en 39 KO. Nergens lezen wij dat we afgesproken hebben dat art. 38 (instemming met de instelling van de ambten), en art. 39 (plaatsen onder de zorg stellen) bevoegdheid inhouden om opzicht en tucht uit te oefenen in een gemeente zonder ambtsdragers. Art. 38 en 39 zijn kerkordelijke (horizontale afspraken tussen de kerken) Opzicht en tucht zijn Goddelijke regels (Verticale regels direct van Christus ontvangen).
Het citaat van Dr Greijdanus, wat de broeders aandragen als bewijs (?) voor hun bewering, bevestigt juist mijn formulering ’uitsluitend’. Hij gebruikt het woord ’slechts’, wat op hetzelfde neerkomt. Letterlijk schrijft Greijdanus daar:
“Zij heeft ten aanzien van die andere kerk geenerlei zeggenschap, bevoegdheid van bevelen, ordenen regelen. Zij kan zulk eene macht slechts verkrijgen , doordat en voorzoover die andere kerk deze aan haar verleent of toestaat” .
Ik had geschreven: “Zij kan die ambtelijke bevoegdheid uitsluitend verkrijgen wanneer de gemeente van Zwijndrecht haar daartoe roept door middel van een wettige verkiezing onder Gods voorzienig bestuur”.
De brs komen tenslotte tot de volgende conclusie:
‘Op grond hiervan concluderen wij dat krachtens het kerkverband ook ambtelijke bevoegdheid verkregen kan worden zonder wettige verkiezing. Maar daarvoor zijn zoals bij de onder zorgstelling naar artikel 39 van de kerkorde, twee partijen nodig die daaraan hun medewerking verlenen’.
Allereerst de classis die een naburige kerkenraad aanwijst om de zorg op zich te nemen over een gemeente zonder ambtsdragers. En vervolgens moet ook die gemeente zonder ambtsdragers die zorg accepteren als ambtelijke zorg. Doet ze dat niet dan staat zo’n gemeente niet onder opzicht en tucht van de naburige kerkenraad.
Er zijn twee partijen nodig zeggen de brs: De classis en de gemeente. De classis heeft hier al de bevoegdheid om de genabuurde gemeente te machtigen tot opzicht en tucht over de gemeente van Zwijndrecht, die dat trouwens helemaal niet wil. Zij wil eigen ambtsdragers.
Vanwaar heeft de classis die bevoegdheid broeders?
Heeft de Here de classis daartoe geroepen. Wanneer dan ? Waar heeft de classis het overtuigend bewijs vandaan, dat die roeping van de Here komt? NGB art. 31.
Hier wreekt zich de verkeerde ongereformeerde visie in DGK ten aanzien van art. 39 KO, waar men plaatsen vertaalt met gemeenten. Art. 39 wordt misbruikt als ‘lastbrief’ (mandaat) om ambtelijke bevoegdheid uit te oefenen in de gemeente van Zwijndrecht. Dat wil zeggen: .
niet de Here roept zijn dienaren door middel van een wettige verkiezing van Zijn gemeente, maar de classis roept de genabuurde kerk om opzicht en tucht uit te oefenen in de gemeente van Zwijndrecht. Het ambt brengt het ambt voort. Een meer roomse gedachte dan gereformeerd. Art. 3 van de KO wordt opzij geschoven. (“Niemand mag een van deze ambten vervullen zonder wettig geroepen te zijn”. Het past niet in de rechtsgang rond Zwijndrecht.
(Zie mijn eerste reactie op de brochure van Velthuis over de betekenis van art. 38 en 39 KO, i.v.m de instelling van de ambten).
.
- De broeders beweren dat er twee partijen nodig zijn: De classis, die de genabuurde kerkenraad machtigt en de gemeente zonder ambtsdragers, die de zorg van opzicht en tucht moet accepteren.
- Schrift en bel. en KO leren ons: God roept door middel van een wettige verkiezing van Zijn gemeente zijn dienaren tot het ambt.
De brs. zijn van mening, dat de classis dat onderling mag regelen zonder de wettige verkiezing van de gemeente.
Is de wettige verkiezing van de gemeente zonder ambtsdragers dan niet meer hét middel waardoor Christus, onder Zijn voorzienig bestuur, Zijn dienaren wil roepen?
Waarom wilt u de roeping tot het ambt niet meer aan Christus, het Hoofd der kerk overlaten, zoals Hij dat zelf gebiedt en zoals we afgesproken hebben in de KO art. 3, en zoals we dat eeuwen gedaan hebben in de gereformeerde kerken?
Doet de Here het in uw ogen niet goed? Bent u bang dat Hij de verkeerde personen roept?
Beseft u wel wat u hier uitspreekt als voorgangers in DGK naar het kerkvolk toe?
De zorg in art. 39 betekent in eerste instantie zorg in de vorm van consulentenhulp.
Dat kan alleen zorg in de vorm van opzicht en tucht worden, wanneer de gemeente van Zwijndrecht de Goddelijke rechten van de regering der kerk overdraagt aan de genabuurde kerk omdat de ambten niet ingesteld zouden kunnen worden. Maar dat kon wel in Zwijndrecht. Daarom had art. 38 uitgevoerd moeten worden.
Dr. H.Bouwman Kerkrecht II pag. 105: ’Hierdoor wordt niet uitgesproken dat de classis het radicaal bezit een kerkenraad aan te stellen of te formeeren, maar wel dat de classis helpend moet optreden, en naar de regel van het kerkverband moet toezien, dat de instelling der ambten geschiedt naar de kerkelijke orde. Daartoe geeft de classis advies, en naar dit advies behoort bij het instellen der ambten gehandeld te worden. De ambten zelve komen op uit de boezem der gemeente’.
Verder in zijn Kerkrecht deel I, pag. 374,375:
Calvijn merkt tegenover hen, die met Rome uit Paulus’ woorden willen afleiden, dat Titus zelf zonder medewerking der gemeente, de ouderlingen aanstelde, op: ‘Het schijnt wel , alsof Paulus hier een groote macht aan Titus toekent, wanneer hij hem gelast, aan het hoofd van elke gemeente ouderlingen aan te stellen. Dit toch zou een bijna koninklijke macht zijn.
Bovendien zou daarmeede aan de gemeente haar recht, om haar eigen ambtsdragers te kiezen, ontnomen worden. En dat zou een schending wezen van geheel de heilige inrichting der kerk.
Het antwoord op deze bedenking is niet moeilijk. Paulus geeft hier aan Titus niet de macht om naar eigen goedvinden opzieners aan de gemeente op te dringen, maar beveelt hem alleen als leider bij de verkiezing voor te gaan zoals noodzakelijk is’.
Het zal voor de lezer van deze reacties duidelijk zijn geworden dat de drie vragen die ik gesteld heb, niet beantwoord zijn. We zijn geen stap verder gekomen.
De brs zijn van mening dat de classis geen ambtelijke bevoegdheid heeft, maar ze zijn ook van mening dat de classis wél ambtelijke bevoegdheid heeft.
Wie het vatten kan die vatte het.
Met hun eerste antwoord zeggen ze volop gereformeerd te zijn, wat ze toch niet zijn, want: met het tweede, tegenovergestelde antwoord, zeggen ze dat de classis wél ambtelijke bevoegdheid heeft.
Met het JA, die bevoegdheid heeft de classis wél, moet dan de zaak Zwijndrecht verdedigd worden.
Het NEE is JA omdat dat beter uitkomt i.v.m de besluiten rond de kwestie Zwijndrecht.
Het JA is NEE omdat ze zich toch nog De Gereformeerde Kerken willen noemen.
Wie daar wat mee kan, make het mij en de lezers duidelijk.
De reacties van de brs. van Egmond en Menninga bevatten een behoorlijke dosis bluf.
Dat had best wat minder gekund. Daarom wil ik nog graag een verzoek doen.
Aan het eind van hun eerste reactie beloofden de brs. van Egmond en Menninga:
‘We willen het hier voorlopig maar bij laten en wachten in spanning af of broeder Nijman sr. aan gaat tonen waar wij schrijven dat de classis ambtelijke bevoegdheid heeft. Zodra hij dat aangetoond heeft zijn wij direct bereid onze schuld te belijden over deze kerkrechtelijke dwaling onzerzijds’.
Aan het eind van hun tweede reactie beloofden ze: ‘En mocht er al eens iets geschreven zijn binnen DGK dat tendeert naar de beschouwing dat een classis ambtelijke bevoegheid zou hebben, dan zijn wij er van overtuigd dat na een stevige discussie van ongeveer een halve minuut daarover klaarheid is’.
Welnu, ze schrijven op pag. 2, onderaan, in hun tweede reactie op mijn tweede reactie.:
“Op grond hiervan concluderen wij dat krachtens het kerkverband ook ambtelijke bevoegdheid verkregen kan worden zonder wettige verkiezing”.
Mag ik de eerwaarde broeders dan nu vriendelijk verzoeken om hun beloften na te komen?
Daaruit zal dan blijken of ze de eer nog waardig zijn om zich Gereformeerd te noemen.
Met br.gr. H.Nijman sr.
Afgesloten 07-12-10.
P.S. U mag er best wat langer over doen dan een halve minuut.
< Vorige | Volgende > |
---|